1871
In 1871 begint Albert Stoll I (1836-1897) samen met Max Klock als tweede vennoot in Waldshut de stoelenfabriek 'Stoll & Klock'. Nadat Klock in 1879 de firma verlaat, noemt het bedrijf zich 'Albert Stoll'.
Zo'n twee tot drie dozijn werknemers vervaardigen in dit bedrijf stoelen van gebogen hout. Waldshut biedt goede productieomstandigheden. De belangrijkste grondstof, beukenhout, groeit vlak voor de deur in het Rijndal. In deze nauwelijks geïndustrialiseerde regio vindt Albert Stoll I voldoende arbeidskrachten. In de omliggende dorpen vindt hij moeiteloos en voor een relatief lage vergoeding thuiswerksters voor de productie van rotan zittingen. Waldshut is sinds 1856 aangesloten op het spoorwegnet in aanbouw. Dat is een voorwaarde voor de verkoop van de producten, zolang er nog geen snel, efficiënt en voordelig vervoer over de weg is.
Als de oprichter van het bedrijf in 1897 op 61-jarige leeftijd overlijdt, laat hij zijn vrouw, drie dochters en zijn 15-jarige zoon Albert Stoll II achter. Zijn weduwe, Bertha, geeft als succesvolle zakenvrouw leiding aan het bedrijf, wat haar in de volksmond de naam 'de stoelenmaakster' oplevert.